1. Catalogus Rijswijk Textiel Biënnale
2. Artikel Haarlems dagblad, Nuel Gieles
3. Artikel Haarlems dagblad
4. Artikel HRLM, Het atelier van Caroline de Bruijn, Anke van der Meer
5. Fantastische Fabels, Rob Perrée voor Galerie het Posthuys
1. Catalogus Rijswijk Textiel Biënnale 2013
3. Artikel Haarlems Dagblad, Nuel Gieles, nov. 2013
4. Artikel Haarlems Dagblad, Wilma Klaver, 2013
5. Artikel HRLM, Het atelier van Caroline de Bruijn, Anke van der Meer, 2011
6. Fantastische Fabels
Hoewel de situatie wel enigszins begint te veranderen, is keramiek nog steeds geen populair medium onder kunstenaars. De geconditioneerde associatie met vazen, potten en hebbedingetjes is daar ongetwijfeld debet aan. Bovendien kleeft er een groot praktisch bezwaar aan het medium: het werken ermee vereist het bezit van of tenminste de toegang tot een vaak kostbare oven.
Caroline de Bruijn (Soest, 1978) laat zien dat keramiek een bijzonder medium is waarvan de mogelijkheden de gangbare vooroordelen volledig in de schaduw stellen. Na op de lerarenopleiding met andere materialen te hebben geëxperimenteerd, kiest ze er op de Amsterdamse Rietveld Academie definitief voor. Ze ontdekt daar bijvoorbeeld de directheid en de flexibiliteit van klei, de vele kleur(ings)mogelijkheden, de afwisseling van glanzend en mat en de paradox van hard materiaal dat desondanks zacht oogt. Ze komt er echter vooral achter dat ze haar behoefte om verhalen te vertellen erin kwijt kan. Ze was altijd al geïnteresseerd in fabels. Nu kan ze haar eigen dierenwereld creëren. Alleen mag die wereld geen weergave van de echte wereld zijn, evenmin als een platte illustratie van bestaande fabels. Ze wil haar fantasie meer de ruimte gunnen en ze wil haar interesse voor de psyche van mensen kwijt (ze studeerde ooit kortstondig psychologie).
Het resultaat is een serie sculpturen, klein en groot, die er op het eerste gezicht uitzien als dieren. Hun fysiek heeft echter menselijke trekken. In de laatste beelden van De Bruijn meer nog dan in die van een paar jaar geleden. Een haasachtig figuur heeft duidelijk een mannenlichaam, een beerachtig figuur heeft de armen van een bootwerker en een hondachtige heeft de benen van een jong kind. Zorgt dat al voor vervreemding, allerlei andere tegenstellingen vergroten de verwarring nog eens extra. De beer lijkt zijn pijn uit te schreeuwen, vanuit zijn bek lijkt het bloed naar beneden te stromen, maar het geheel ziet eruit als een uit de kluiten gewassen, smakelijke Monatoetje waar rijkelijk bessensap over uit is gegoten. De witte haas heeft een brandende (en druipende) gloeilamp op zijn kop waardoor zijn wat lege blik er opeens één wordt van mediteren en diep in zichzelf graven naar briljante ideeën. Dat zijn onderlijf is weggezakt in een soort wastobbe maakt hem echter kwetsbaar, onhandig en ontroerend. Een andere sculptuur bestaat uit een harige aap die in een blauwe fauteuil zit. Onderuit gezakt, dominant, machoachtig. Omdat zijn voeten in sloffen steken die eruit zien als lammetjes, wordt het geheel hilarisch en wordt de aap alsnog een lachwekkend figuur.
Soms refereert de Bruijn in haar sculpturen naar bestaande voorgangers. Zo heeft ze een ‘Piëta’ gemaakt waarbij de Mariafiguur is vervangen door een schaap en de Christusfiguur is teruggebracht tot een onduidelijk dierlijk wezen. De tegenstelling wordt vergroot door het kleurverschil tussen beiden. Werken bij de meeste sculpturen de contrasten eerder ironisch dan gruwelijk, enkele beelden zijn ronduit eng. Zo heeft ze een zittend figuur gemaakt, volledig in grijs, dat gezien de lange oren een haasachtige zou kunnen zijn. Hij zit volledig in elkaar gedrukt. Alle energie is eruit. Zijn oren zijn met metalen klemmen om zijn armen/poten geklemd. Het geheel wekt de indruk alsof er sprake is van vernedering of zelfs marteling. Macht en competitie spelen in al haar werken in meer of mindere mate een rol, maar in dit werk lijkt De Bruijn de uitwassen daarvan te willen illustreren.
Caroline de Bruijn heeft een bijzondere fantasie. Ze is wars van zoete, romantische verhalen. Voor haar wordt het pas interessant als “het niet gaat zoals het zou moeten”, als het niet rustig en gewoon is maar als het draait om “het gevecht, het tekort, de onmacht”. Om die kenmerken goed te laten uitkomen, combineert ze die met dieren of dierachtigen bij wie je ze niet onmiddellijk verwacht.
Eigenlijk geeft ze een genadeloos beeld van de mensenwereld via een medium dat anders blijkt te zijn dan de gemiddelde kijker gedacht had. De Bruijn zet de kijker meervoudig op het verkeerde been.
Rob Perrée (Amsterdam, juni 2009)